
Must do op Terschelling: Wadlopen en oesters eten.
Afgelopen zomer was ik voor het eerst op Terschelling. Nou ja, in mijn volwassen leven dan. Terschelling is een Waddeneiland in de Waddenzee.
Uh ja, waarom vertel je dat?
Nou mijn moeder is erg enthousiast over Terschelling maar over ‘het wad’ is ze simpelweg euforisch. Ze kan er uren over praten.
Ze vindt het magisch dat je op de bodem van de zee loopt, die zes uur later weer zee is. Dat je allemaal beestjes ziet, die normaal zwemmen in de zee. En dat een boot blijft steken op het zand en je er naar toe kunt lopen.
Ze vergeleek het zelfs met de ervaring van Mozes, toen God de zee voor hem spleet. Echt.
Er is ook een docu over. Over het wad dan, niet over Mozes en de gespleten zee. Je snapt het, wadlopen kon ik niet ont-lopen.
Eerlijk gezegd begreep ik het enthousiasme nog steeds niet helemaal. Natuurlijk was ik wel nieuwsgierig naar welk wonder tot nu toe voor mij verborgen was gebleven. Zou ik weer op iets als de eenzame boom in Hee stuiten?
Ik pakte het serieus aan en boekte een wadlooptocht met oesterproeverij, met gids bij Puur Terschelling. Als ik heel eerlijk ben, trokken de oesters me over de streep.
Als ik nog eerlijker ben dan boekte ik de oesters en nam de wadlooptocht op de koop toe.

Wadlopen
Voor aanvang zocht ik laarzen uit. Daarna stapte ik achter de gids aan met een boel andere deelnemers in zijn kielzog.
We klommen over de dijk, slalommend tussen de schapen die de dijk kort gemaaid houden. Langs de rotsen naar beneden.
Ik was verbaasd over de stilte die daar op me lag te wachten. Opvallend omdat het hoogseizoen was en daardoor erg druk op de rest van het eiland.
De gids waarschuwde dat het eerste stukje van het wad nog weleens de consistentie van drijfzand kon hebben. Mocht je weggezogen worden, dan moest je hard roepen en kwam hij je redden.
De eerste stap die ik deed, zakte ik tot 2 centimeter onder het randje van mijn laars, het slijk in. Ik hield mijn adem in en hoopte dat ik niet verder zou zakken.
Het was de bedoeling dat ik met mijn laars het wad in zou lopen, maar het scheelde niet veel of het wad kwam mijn laars inlopen.
Het geluk was aan mijn zijde, want de inhoud van mijn laars bleef droog. Ik zag een vrouw naast me haar evenwicht verliezen en voorover vallen. Met haar neus in het wad. De gids was erg druk, maar kreeg de groep uiteindelijk op het droge.
Hij liep voorop en vertelde hele interessante dingen. Dat Zeeuwse mosselen helemaal niet uit Zeeland komen, maar voornamelijk in de Waddenzee groeien.
Nadat ze geoogst zijn worden ze afgespoeld in Zeeland en op de markt gebracht. Vanaf dat moment zijn het Zeeuwse mosselen.
Hij liet ons allerlei beestjes zien. Krabben, zowel levend als dood. Soms niet van elkaar te onderscheiden tot je heel dichtbij komt en je plots in je teen gehapt wordt.
Kwallen in grijs, bruin en Larimar blauw. Kinderen hadden stokjes gestoken in sommige kwallen, waardoor ze leken op kleine verjaardagstaartjes met een kaarsje erin.





Oesters
Midden op het wad vond hij kokkels, die hij ter plekke opende en uitdeelde aan de deelnemers om rauw (lees: levend) op te eten. Ik overwoog om mijn eerste trek te stillen met een kokkel, maar dacht dat de oesters nu niet lang meer op zich zouden wachten en besloot te wachten.
Intussen vroeg ik me af hoe het zou gaan met de oesters. De gids had geen tas bij zich, dus waar zou hij ze vandaan halen? Zou hij ze uit een net halen? Vang je oesters eigenlijk met een net? Of moesten we ze zelf rapen of plukken?
De dressing die op de oesters gaat vind ik altijd bijzonder lekker. Ik raakte bezorgd. De gids had duidelijk geen flesje dressing bij zich. Zouden oesters wel lekker zijn zonder dressing? Nee, zeker niet, kwam ik tot de conclusie.
Inmiddels had ik de andere helft van zijn reuze interessante verhaal gemist met al dit gepeins. Iets met spingtij en doodtij.
Een uur later naderden we de kust weer en had ik nog geen oester gezien. Teleurgesteld liep ik terug en spoelde het zand van mijn laarzen. Ik had spijt dat ik niet tenminste die kokkel had opgeslokt
Alsof hij mijn gedachten las, vroeg de gids eindelijk of we trek hadden.
Hij had namelijk hele bakken vol verse oesters, die ter plekke werden geopend. Er waren koude oesters, maar ook warme. Die minstens net zo lekker waren als de koude. Ik at er zeker 10, de dressing was subliem. Er was zelfs wijn!
Geluk zit in een klein hoekje. Dit keer op een eiland in een schuur.
Inmiddels ben ik ook euforisch over wadlopen. Zet het bovenaan je Terschelling lijstje. Natuurlijk wel mét oesters en wijn.


