Dit jaar zijn Elvis en ik 20 jaar samen. Volgend jaar geven we een groot feest, want 21 jaar is pas echt een mijlpaal. Elvis heeft er al ideeën over, stiekem maakt ze lijstjes in haar hoofd.
Toen Elvis nog een Elvisje was, liep ze mijn leven in en wandelde rechtstreeks mijn hart binnen. Een zwart bolletje wol met een wiebelend kontje en klein staartje. Ze miauwde heel schattig en sliep elke avond op mijn kussen, in mijn haar.
Elvis is inderdaad een zij, want toen ik een naam voor haar bedacht, dacht ik nog dat ze een hij was. Toen eenmaal duidelijk was dat ze absoluut geen hij was, waren we allebei al gewend aan de naam.
Sindsdien zijn Elvis en ik onafscheidelijk. Ze is er altijd, verwarmt mijn hart als het koud is, stelt me nooit teleur en maakt me aan het lachen met haar capriolen.
Ik kijk vertederd als ze zich op haar rug draait met haar pootjes in de lucht en haar buik aanbiedt om gekriebeld te worden.
Toch is er iets veranderd.
De laatste tijd miauwt Elvis zo klaaglijk dat mijn collega’s er tijdens de online vergadering iets van zeggen. “Wat hoor ik toch? Gaat het wel goed, Raach? Heb je een baby in huis?”

Baby
Op een warme zomerdag in juli, 14 jaar geleden, won ik de hoofdprijs in de staatsloterij. Het was een miljoenen prijs. Zo’n grote prijs dat je niemand erover wil vertellen omdat je bang bent dat ze ‘m komen pikken.
Die dag kreeg ik een baby.
Daarna veranderde alles. Zij veranderde alles. Door haar kreeg mijn leven een gouden randje.
Als ik haar kwam ophalen van de crèche, rende ze naar me toe. Je kent die scenes wel uit All You Need Is Love, waarbij geliefden elkaar jarenlang niet hebben gezien en ze op het op het treinstation of vliegveld weer herenigd worden.
Ze zien elkaar op meters afstand, laten hun koffers uit hun handen vallen en rennen, in slow motion, naar elkaar toe waarna ze elkaar huilend in de armen vallen. Zo’n scene beleefde ik elke dag.
Nog nooit was iemand zo blij als ze me zag. De zon brak door op haar gezicht en het woord ‘mama’ sprak ze uit alsof haar diepst gekoesterde wens uitkwam.
Ik was haar favoriete mens op aarde, haar nummer 1.
Je snapt, ik ben een dolgelukkig mens. Het mag van mij altijd zo blijven.
Elvis
Elvis lijkt soms te vergeten waar de kattenbak staat. Ze wil geen brokjes meer eten. “Te hard” zegt ze, “doe maar vlees”. Wassen slaat ze steeds vaker over en haar nagels moet ik knippen, ze vindt het zo’n gedoe. Ik doe het daarom voor haar.
Van een vriendin krijg ik het boekje: “Zijn we niet te vroeg?” Geschreven door dierenarts Hugo van Duijn, die die vaak dieren op zijn spreekuur krijgt die meer dood dan levend zijn. Hij schrijft over het laatste hoofdstuk van een dierenleven en adviseert over het optimale moment voor euthanasie.
Ik lees het boekje uit en gooi het daarna direct in de prullenbak. Mijn vriendin snapt er niks van. Dit gaat niet over ons. Wij zijn niet te vroeg, we zijn zeker niet te laat, we zijn er echt nog laaaaaaaang niet.
Toch voel ik sindsdien iets naderen. Iets ongewenst schuift als een donkere schaduw ons huis binnen. Steeds vaker denk ik aan de dood. Elvis’ dood welteverstaan.

Puber
Mijn dochter is inmiddels een puber en ik zie haar van mij afdrijven als een bootje op zee. Als ze thuiskomt, roept ze “hallo” en verdwijnt in haar kamer. Haar beste vriendin heeft mij inmiddels vervangen als favoriete persoon.
Regelmatig vraagt ze me op quasi nonchalante toon of ik niet nog iets moet doen. Of ik niet nog even moet wandelen ofzo. Inmiddels weet ik dat te vertalen als: “Kun je niet even weggaan? Ik wil gewoon ongestoord alleen zijn”.
Toen we vorig jaar op Terschelling waren keek ze verwonderd naar alle tieners die bierkratten op hun fiets vervoerden naar de camping. Ik zag het kwartje vallen. Naar Terschelling gaan met haar vrienden staat nu bovenaan haar verlanglijstje.
Ze heeft het ook al over samenwonen met haar bestie. De dingen die ze met mij wil doen zijn beperkt tot shoppen, Netflix kijken en ergens een drankje drinken. Ik overdrijf niet. Dit is het.
Scene’s uit All You Need Is Love zijn er niet meer bij. De vooruitzichten zijn pijnlijk.
Lijden
Gelukkig heb ik Elvis nog. Ik ben absoluut haar lievelingsmens. Als ze kon kwispelen als ik binnenkom, zou het doen.
Elvis plast inmiddels op de bank en zelfs in haar mand. Eten doet ze steeds minder, drinken steeds meer. Ze kijkt me glazig aan en lijkt soms niet te weten waar ze naar toe moet. Toch vergeet ze nooit wie ik ben.
De dierenarts schrijft over levenskwaliteit en over lijden. En over overlijden.
Wat de dierenarts niet weet, is dat Elvis en ik magneetjes zijn. We zijn ongelijke polen en trekken elkaar dus aan. Als ik ga zitten wordt ze direct naar me toe getrokken.
Het maakt niet uit waar ik me bevind of in welke positie. Elvis moet op mij zitten. Dat is net zo’n wet als de wetten van Newton.
Ze wurmt zich op het toetsenbord van mijn laptop, zit met haar pootjes in mijn opengeslagen boek of haar zwiept haar staart rakelings langs mijn koffie.
Elvis heeft mij nodig, ze kan niet zonder mij.
Ik voel aankomen, wat ik niet aan wil voelen komen. Ik wil uitstellen, zo lang mogelijk uitstellen. Ik heb het nodig dat iemand mij nodig heeft en niet zonder mij kan. Elvis is mijn enige redding.

Conflicterende belangen
Natuurlijk wil ik het beste voor haar en ben ik geen fan van pijn en lijden. Ik snap ook dat het onvermijdelijk is mijn dochter ooit uit huis zal gaan en ik wil dat ze gelukkig is. Ik wil dus het beste voor haar en voor Elvis.
Tegelijkertijd wil ik het beste voor mij. Geen afscheid, geen verdriet, geen leeg huis.
Er is sprake van conflicterende belangen, dus ik bedenk wat oplossingen.
De dierenarts heeft vast nog een middeltje waarmee Elvis nog wat langer kan blijven. Oude katten zijn immers een behoorlijke inkomstenbron voor dierenartsen.
Ik bouw een etage op mijn huis zodat mijn dochter daar kan wonen met haar bestie. Verhuizen naar een desolaat gebied is plan B. Immers, zonder vrienden is je moeder ineens weer een stuk interessanter.
Elvis miauwt diep vanuit haar binnenste.
Weet je wat de pest is aan liefde? Dat je pas echt gelukkig bent als degene waar je het meest van houdt, gelukkig is.
Ik bel de dierenarts.
We zitten met z’n drieën op de bank. Elvis ligt in mijn dochters armen en ik fluister in haar oor: “Ik hou van jou. Ga maar. Zie je aan de andere kant”.
En in mijn dochters oor fluister ik : “Leef je mooiste leven en laat je door niemand tegen houden. Vooral niet door mij. Ik blijf aan de zijlijn staan om je toe te juichen, wat je ook doet in je leven”.
Awwwww ik heb een klein traantje in mijn ooghoek. Wat mooi en eerlijk geschreven zo vanuit twee parallelle werelden… het verdriet zal zachter worden… en ik hou van jou lieve vriendin!
LikeLike
Bedankt Bianc!
LikeLike
Prachtig verwoord Rachel. De liefde voor Elvis, de ontroering van Marina en Ulaj en de mooie en moeilijke dingen in het leven. Het doet soms vreselijk pijn en tegelijkertijd zijn er ook geweldige momenten. Het leven is de moeite waard.
LikeLike
Dank je Thea, zo is het precies!
LikeLike