‘Slecht weer wandelaar’, de genetische uitdaging

Er zijn mensen die zich goed voorbereiden.

Mensen die aannemen wat goed werkt en wat niet. Die het zekere voor het onzekere nemen.

Ik ben niet zo iemand. Ik moet iets erváren. Aan de levende lijve ondervinden, voordat ik iets aanneem.

Als kind was ik al een eigenwijze Montessoriaanse snotneus en ik ben het blijkbaar nog steeds.


Het zou regenen tijdens mijn ‘Pieterpad proeverij’ van vier dagen, en flink ook. De voorspellingen logen er niet om. Daar kan ik me dus niet achter verschuilen.

Wel degelijk had ik regenkleding mee: een regenbroek (dit voor 5 euro als kassakoopje bij Scapino meegenomen) een een regenjas die ooit in Noorwegen heb gekocht. Dus helemaal onvoorbereid kan ik mezelf ook niet noemen, toch?

Nu vertrouw ik Noorse kleding blindelings. Het wollen ondergoed, raar als het klinkt, is een briljante vondst van ze. Die Noren weten tenslotte wat slecht weer is en laten zich er ook nog eens niet door belemmeren. Want, zo leerde ik tijdens onze tijd daar, “dan zouden we nooit buiten komen”. Goed punt. Ik bleef trouwens vaak binnen in Noorwegen. De ‘peis’ (houtkachel) was mijn beste vriend. Met daarbij mijn andere vriend, een peperduur glas rode wijn. Maar dit geheel terzijde.


In Nederland denken we anders over slecht weer.

Zo leerde ik na tien jaar buitenland bij terugkomst in Nederland het concept ‘binnenpauze’ kennen op de school van mijn kinderen.

Zo lossen wij Hollanders graag slecht weer op: we blijven binnen. Pas bij de eerste zonnestralen komen we als mollen uit de grond, om ons vervolgens hutje mutje op overvolle terrassen te begeven. Gevolgd door het welbekende ‘hè, hè’, poeh poeh, ik zit.’.

Met deze tussen-alinea’s wil ik alleen maar bewijzen dat ik genetisch uitgedaagd ben.


Terug naar mijn wandeltocht. In de zeikende regen dus.

Soms klaarde het even op en kreeg ik hoop. Om vervolgens hard in mijn gezicht gespuugd te worden met meer regen. En hagel. Ik heb zelfs donder gehoord. Met andere woorden, ik overdrijf niet.

Mijn Noorse regenjas waar ik alle hoop op had gevestigd bleek echter niet waterdicht. De waterdichtheid van je jas ervaar je blijkbaar vanzelf na vier uur in stromende regen lopen. Het meest waterdichte van mijn outfit was overigens tegen alle verwachtingen in die regenbroek van 5 euro.

Als een verzopen katje spoelde ik in Ommen aan. Gezellig stadje. Jammer dat ik er niet echt van kon genieten. Ik heb het wel geprobeerd. Op een terras onder zo’n kacheltje. De warme latte en stukje aardbeienvlaai zorgde voor een tijdelijke opleving. Maar toen ik vertrok, moest die doordrenkte regenjas weer aan over mijn vochtige fleece.  

Ik moest en zou een stukje Ommen zien en als een soort oase in de woestijn, verscheen daar een sportwinkel, met warme (en vooral droge!) fleece vesten in de aanbieding. Dat was al een winst: iets droogs voor onder mijn natte jas.


Binnen vroeg ik hoopvol of ze ook een waterdichte jas verkochten.

“Jazeker, ik heb één model die 100% waterdicht is. Volledig gezoomd en al, komt geen druppel doorheen.”      

Een Noors vlaggetje op de mouw keek me spottend aan.

“Oké, doe maar.”

Ik geef onze noorderburen nog één kans om te bewijzen dat ze echt van goede wandelkleding weten.
Mijn doordrenkte regenjas liet ik achter bij de vriendelijke verkoper. Laat maar, die wordt het niet meer.


Het moet gezegd, het laatste stuk door de regen verliep als een zonnetje. Bij wijze van spreken dan he, want laat ik duidelijk zijn, die regen ging maar door. Er kwam inderdaad geen druppel door mijn nieuwe regenjas heen. En dat is fijn. Want wandelen in de regen is eigenlijk helemaal niet zo erg. Het is ook wel lekker. Je komt niemand tegen, het bos ruikt lekker fris en je voelt je reuze dapper. Maar het is leuk zolang je droog blijft. Een zeer voorwaardelijk leuk zeg maar.


Mijn vertrouwen is voorlopig hersteld. Maar ja, ik moet het eerst ervaren hè, dus we zullen zien of ‘ie het blijft houden.


2 reacties op ‘‘Slecht weer wandelaar’, de genetische uitdaging

Plaats een reactie